Wij plaatsen functionele cookies om deze website naar behoren te laten functioneren, analytische cookies om het gebruik van de website te kunnen meten en marketing cookies om jouw ervaring op de website nog beter te maken. Deze cookies gebruiken geen persoonsgegevens. Liever geen cookies? Pas dan je cookie-instellingen aan. Wil je meer weten? Check dan onze cookies pagina.
Zonder tijdslot kun je het depot niet bezoeken
Ontdek het depot eenmalig of vaker als een privilege- of vriendenpashouder
Tickets
Wil jij ook meer Boijmans beleven of geef je een Vriendschap cadeau? Word dan Vriend en word uitgenodigd voor de jaarlijkse Museumpark Vriendendag. Zien we jou of jouw vriend snel in het depot?
Word vriend
Auteur: Yvonne Bleyerveld
Deze anonieme kunstenaar, die onder drie noodnamen bekend is, is genoemd naar een groep tekeningen van zijn hand in de Hermitage in St. Petersburg. Mogelijk was hij tussen circa 1575 en 1625 in Antwerpen werkzaam.1 Kenmerkend voor zijn werk is een snelle en losse tekenstijl in pen en inkt, gecombineerd met wassingen in kleur. De Meester van het Hermitage Schetsboek was een eclecticus die zijn onderwerpen zocht bij kunstenaars als David Vinckboons en Sebastiaan Vrancx.2 Zijn thematiek is veelzijdig: hij tekende landschappen met soldaten, ruiters en jagers, kasteeltuinen met galante gezelschappen, havens, stadsgezichten en wintertaferelen met schaatsers.
Veel van de tekeningen die nu aan de Meester van het Hermitage Schetsboek of Pseudo-Vinckboons zijn toegeschreven, stonden eerder op naam van David Vinckboons. Wat betreft thematiek en uitvoering zijn ze ook verwant aan het werk van de schilder/tekenaar Louis de Caulery. Hoewel van het getekende oeuvre van De Caulery nog geen vastomlijnd beeld bestaat, kan echter over het algemeen gezegd worden dat De Caulery zijn figuren duidelijke contouren gaf en in zijn tekeningen een overtuigende ruimtewerking wist te bereiken, terwijl de Meester van het Hermitage Schetsboek slechts vormen en ruimte suggereerde.3
1 Beaujean 1998, in het bijzonder p. 401.
2 Niemeyer 1978, p. 69.
3 Beaujean 1998, in het bijzonder pp. 401-402.