Allart van Everdingen was, volgens Houbraken, een leerling van Roelant Savery in Utrecht en Pieter de Molijn in Haarlem. In 1644 maakte hij een reis naar Noorwegen en Zweden. Begin 1645 keerde hij terug naar Nederland en trouwde met Janneke Brouwers in Haarlem. In 1646 werd hij lid van het gilde te Haarlem en in 1648 werd hij lid van de schutterij Sint Joris. Van Everdingen vertrok in 1652 naar Amsterdam, waar hij het burgerschap verwierf. In Amsterdam werkte hij onder meer voor de familie Trip. Uit de inventaris die na zijn dood in 1675 werd opgemaakt, blijkt dat hij vermoedelijk ook als kunsthandelaar actief is geweest. Zo had hij onder meer werken van Raphael, Titiaan, Frans Hals en Rembrandt in zijn bezit. Allart van Everdingen specialiseerde zich in marines en Scandinavische landschappen. Hoewel watervallen al eerder in landschappen van andere meesters afgebeeld waren, zorgde hij er voor dat het thema zich een vaste plaats in de Nederlandse landschapschilderkunst verwierf. Cesar Boethius, de broer van Allart van Everdingen, was eveneens schilder, maar hij specialiseerde zich in historiestukken.
