:host { --enviso-primary-color: #FF8A21; --enviso-secondary-color: #FF8A21; font-family: 'boijmans-font', Arial, Helvetica,sans-serif; } .enviso-basket-button-wrapper { position: relative; top: 5px; } .enviso-btn { font-size: 22px; } .enviso-basket-button-items-amount { font-size: 12px; line-height: 1; background: #F18700; color: white; border-radius: 50%; width: 24px; height: 24px; min-width: 0; display: flex; align-items: center; justify-content: center; text-align: center; font-weight: bold; padding: 0; top: -13px; right: -12px; } Previous Next Facebook Instagram Twitter Pinterest Tiktok Linkedin Back to top
De verrijzenis van Christus

Vraag maar raak

  • Leonie vroeg

    Ik las in een artikel uit 1996 dat er toendertijd zo'n 2200 tekeningen uit de Boijmans collectie last hadden van inktvraat en dat er grondig onderzoek voor nodig was om dit proces te kunnen stoppen. Hoe staat het er tegenwoordig mee?

  • Museum Boijmans Van Beuningen antwoordde

    Hi Leonie, ik heb dit nagevraagd voor je. Volgens onze conservator van tekeningen zou zij dit niet zo 'dramatisch' omschrijven als dat artikel uit 1996. Inkt op papier (zeker wanneer er veel inkt gebruikt is) zal altijd moeilijk te conserveren zijn. Restauratoren gaan hier altijd speciale zorg voor dragen en weten hoe zij dit proces van degradatie zo goed mogelijk kunnen vertragen. Groeten, Lisa

Laden...

Bedankt, je vraag is verzonden.

Helaas, er is iets mis gegaan met het verzenden van je vraag. Probeer het aub nog eens.

High-res beeldmateriaal aanvragen

Meer informatie

Specificaties

Titel De verrijzenis van Christus
Materiaal en techniek Pen in bruine inkt, penseel in grijze inkt, grijsblauw gewassen, groene dekverf (sporen), doorgegriffeld, geplakt op een eikenhouten paneel
Objectsoort
Tekening > Tweedimensionaal object > Kunstvoorwerp
Locatie Dit object is in het depot
Afmetingen Hoogte 431 mm
Breedte 306 mm
Makers Tekenaar: Pieter Bruegel (I)
Inventarisnummer N 121 (PK)
Credits Bruikleen Stichting Museum Boijmans Van Beuningen (voormalige collectie Koenigs), 1940
Collectie Tekeningen & Prenten
Verwervingsdatum 1940
Vervaardigingsdatum in circa 1562
Signatuur geen
Watermerk onbekend (papier geplakt op paneel)
Conditie het papier vertoont barsten, scheuren, krassen en gaten en is sterk verkleurd door verzuring. Grote vochtkringen aan de rechterkant en onder; bruine vlekken verdeeld over het gehele blad. Gedeeltelijke degradatie door inktvraat
Inscripties ‘BRVEVEGEL’ (rechtsonder, in pen in bruine inkt, gedeeltelijk over een oudere signatuur of inscriptie (‘BRVE[..]L 1’), ‘De Bos’ [?] (op etiket op achterzijde van het paneel, in pen in bruine inkt), ‘Sohn’ (achterzijde paneel, in potlood)
Verzamelaar Franz Koenigs
Merkteken A. Grahl (L.1199 niet aanwezig), F.W. Koenigs (L.1023a niet aanwezig)
Herkomst Onbekende Italiaanse collectie (‘R. ACCADEMIA DI MILANO * ESPORTAZIONE’, bruin lakzegel op verso paneel); August Grahl (1791-1868), Dresden (L. 1199; niet aanwezig); diens schoonzoon Alfred Rethel (1816-1859); diens dochter Else Sohn-Rethel, Düsseldorf, verkocht aan Franz W. Koenigs (1881-1941), Haarlem (L. 1023a; niet aanwezig), 1928; in bruikleen aan het museum, 1935-1940; verworven met de collectie Koenigs door D.G. van Beuningen (1871-1955), Rotterdam en geschonken aan de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen, 1940; in bruikleen aan het museum sinds 1940.
Tentoonstellingen Ausstellung von Kunstwerken aus Privatbesitz, Düsseldorf (Kunstverein) 1923; Rotterdam 1934, nr. 7; Berlijn 1975, nr. 85; Rotterdam/New York 2001, nr. 96; Parijs/Rotterdam 2014, nr. 46 (alleen in Rotterdam)
Onderzoek Toon onderzoek Nederlandse tekeningen uit de vijftiende en zestiende eeuw
Literatuur Cohen 1924; Tolnai 1925, pp. 73-74; Schrade 1932, p. 332, noot 4; Rotterdam 1934, p. 4, nr. 7; De Tolnay 1935, p. 92, onder nr. 37; De Tolnay 1952, p. 91, nr. A2; Grossmann 1954, pp. 38-40, 54-63; Grossmann 1955, p. 192; Münz 1961, p. 239, nr. A58; E. Feinblatt in Los Angeles 1961, p. 28, onder nr. 33; Klein 1963, p. 275, onder nr. 61; Van Lennep 1966, p. 233; Arpino/Bianconi 1967, p. 98, nr. 38; K. Oberhuber, in Wenen 1967-1968, pp. 60-61, onder nr. 57; Marijnissen 1969a, pp. 70, 110-111, n. 117; Marijnissen/Seidel 1969, pp. 34, 76, 95-96 (nr. 11); Stechow 1970, pp. 39, 92; Brand Philip 1971, pp. 143-144; Campbell 1973, p. 62; Grossmann 1973, p. 153, n. 45; F. Anzelewsky in Berlin 1975, pp. 74-75, nr. 85; Münster 1976, p. 50 ; Lebeer 1976, onder nr. 84; Washington 1976, p. 93, onder nr. 80; Gibson 1977, p. 132; T. Riggs in Von Simson/Winner 1979, p. 169; Gibson 1980, p. 51; L. Lebeer in Brussels 1980, p. 134 (afb.), 135 (onder nr. 78), 136 (Bruegel); Wied 1980, pp. 70-71, 76 (Bruegel); Schneeman 1986, pp. 31-33; Marijnissen 1988, p. 170; Ertz 1988/2000, pp. 439-440 (Bruegel); Mielke 1996, pp. 62-63, nr. 56; Roberts-Jones 1997, pp. 140-141; Sellink 1997, I, p. 78, II, p. 185 (noot 4); Royalton Kisch in Rotterdam/New York 2001, p. 32, 38 (noot 76); M. Sellink in Rotterdam/New York 2001, pp. 221-224, nr. 96; Sellink 2001, p. 84; Marijnissen 2003, p. 170; Sellink 2007, pp. 182-183, nr. 119; Silver 2011, pp. 249-250; Currie/Allart 2012, p. 42; Ilsink 2012; Online coll. cat. Rotterdam 2012; Collection Catalogue 2012 (online)
Materiaal
Object
Techniek
Plakken > Geplakt > Toevoegen en verbinden van materialen > Algemene techniek > Techniek > Materiaal en techniek
Wassen > Gewassen > Tekentechniek > Techniek > Materiaal en techniek
Doorgriffelen > Doorgegriffeld > Tekentechniek > Techniek > Materiaal en techniek
Geografische herkomst Zuidelijke Nederlanden > Nederlanden > West-Europa > Europa
Plaats van vervaardiging Brussel > België > West-Europa > Europa

Zie je iets wat niet klopt of heb je aanvullende informatie over dit werk? Stuur ons een berichtje

Entry bestandscatalogus Vroeg Nederlandse tekeningen uit de 15e en 16e eeuw

Auteur: Peter van der Coelen

De slechte conditie – met verkleuring van het papier, beschadigingen, aantasting door inktvraat en latere retouches – maakt dat dit blad maar moeilijk te beoordelen is. Het is getekend in een voor Bruegel ongewone combinatie van technieken. Behalve de gebruikelijke pen in bruine inkt, waarmee de contouren van de figuren zijn neergezet, is ook het penseel benut, voor arceringen in grijs en voor grijsblauwe wassingen.1 Voor De Tolnay vormde het penseelgebruik de belangrijkste reden om de tekening, die in 1924 was gepubliceerd door Cohen, af te schrijven. In zijn in 1925 voor het eerst verschenen catalogus van de tekeningen van Bruegel beoordeelde hij het blad, dat hij niet uit eigen aanschouwing kende, als een kopie naar een verloren grisaille-schilderij.2 Zoals Grossmann in 1954 betoogde, wijzen de kwaliteit van de lijnvoering en het penseelwerk echter bepaald niet op kopieerwerk. Met uitzondering van Münz, die de tekening te zwak vond, hebben alle latere auteurs de toeschrijving aan Bruegel geaccepteerd.3 Alleen over de wassingen bestaat verschil van mening. Volgens sommige onderzoekers zijn ze later toegevoegd door iemand anders, maar anderen denken dat ze geheel of gedeeltelijk van Bruegels hand zijn.4

De tekening is niet gedateerd, maar kan op stilistische gronden rond 1562 worden geplaatst. Uit dat jaar stamt Bruegels beroemde schilderij De val van de opstandige engelen in Brussel, waarop vergelijkbare figuren te vinden zijn: langgerekt, met hoekige ledematen en verwante kleding en hoofddeksels.5 De gravure die op basis van de tekening werd gemaakt – de contouren zijn doorgriffeld – is van korte tijd daarna (ill. 1). De prent moet uiterlijk in 1563 zijn ontstaan, het laatste jaar waarin de maker, Philips Galle, werkzaam was voor de verantwoordelijke uitgever, Hieronymus Cock.6 Dankzij deze reproductiegravure kan de voorstelling van de tekening tot in alle details worden gelezen. Maar ook technische hulpmiddelen verschaffen informatie. Zo maakt een infraroodopname de oorspronkelijke lijnvoering goed zichtbaar, waarbij de in ijzergallus-inkt getrokken contouren zich in wit aftekenen (ill. 2).7

Het door Bruegel behandelde onderwerp wordt in de Bijbel niet zelfstandig beschreven, maar alleen als onderdeel van het verhaal van de vrouwen die het graf van Christus bezochten (Mattheus 28:1-7; Marcus 16:1-7; Lucas 24:1-7; Johannes 20:1-9).8 Toen de vrouwen in de vroege ochtend aankwamen, was er plotseling een hevige aardbeving. Een engel verscheen, rolde de steen van het graf weg en ging erop zitten. Hij straalde als een bliksemschicht en zijn kleed was wit als sneeuw. De soldaten die het graf bewaakten, stonden doodsangsten uit. De engel richtte zich tot de vrouwen en liet hen weten dat Christus was opgestaan uit de dood.

 Bruegel moet goed op de hoogte zijn geweest van de Bijbeltekst. Hij heeft uitgebeeld hoe de vrouwen bij het graf komen en worden toegesproken door de engel, die stralend op de steen zit. De opkomende zon – nu nagenoeg onzichtbaar op de tekening, maar goed te herkennen op het infraroodbeeld – geeft aan dat het nog vroeg is. De soldaten zijn wakker geschrokken en ontdekken dat het graf leeg is. Boven de engel is de opgestane Christus te zien, maar alléén voor ons, niet voor de vrouwen en de soldaten. In zijn tekening heeft Bruegel twee gebeurtenissen weergegeven die vóór hem altijd gescheiden werden behandeld: de verrijzenis én de aankomst van de vrouwen bij het lege graf. Voor de verrijzenis was een beeldtraditie ontstaan waarbij de soldaten wél getuigen van de opstanding waren. Zo had Martin Schongauer in zijn gravure getoond hoe de engel de dekplaat van een sarcofaag aftilt, terwijl Christus eruit stapt onder de ogen van enkele geschrokken soldaten. Albrecht Dürer en de meeste andere kunstenaars na hem lieten die engel weg, maar handhaafden de soldaten. De tekstgetrouwe aanpak van Bruegel zou alleen worden nagevolgd door Hendrick Goltzius. Een blad uit diens passiereeks van 1596-1598 heeft eenzelfde combinatie van onderwerpen, niet toevallig, want de prent van Galle was de inspiratiebron, zowel voor de compositie als voor de figuren (ill. 3).9

Met recht wordt eraan getwijfeld of Bruegels tekening oorspronkelijk wel bedoeld was als ontwerp voor een prent. De techniek spreekt hier tegen, want in de zekere ontwerptekeningen werkte de kunstenaar uitsluitend met arceringen, die gemakkelijk in prent konden worden gebracht. Voor de vele wassingen in De verrijzenis moest Galle daarentegen zelf een grafische oplossing bedenken, waarin hij overigens met verve is geslaagd. Wat opvalt is dat Christus in de gravure de linkerhand gebruikt voor zijn zegenende gebaar. Dit is een tweede aanwijzing dat Bruegel bij het tekenen van zijn blad niet aan een prent dacht, want anders had hij beslist rekening gehouden met de spiegeling die optreedt bij het afdrukken. Om deze redenen zag Grossmann Bruegels tekening niet als een ontwerp. Hij opperde dat het blad werd gemaakt als een zelfstandig kunstwerk, om te bewaren in eigen kring of te schenken aan een vriend.10 Terwijl Grossmann veronderstelde dat het daarom al vroeg op een paneel werd geplakt, gaan de meeste andere auteurs ervan uit dat dit pas veel later gebeurde, mogelijk pas in de negentiende eeuw.11 Uit het dendrochronologische onderzoek dat Peter Klein in 2007 op verzoek van het museum uitvoerde, blijkt dat het paneel wel degelijk vroeg is. Het bestaat uit twee eikenhouten planken, afkomstig uit de Nederlanden of westelijk Duitsland, met een kapdatum op zijn vroegst in 1588, maar waarschijnlijker tussen 1598 en 1604.12 Hieruit kan worden afgeleid dat de tekening al enkele decennia na het ontstaan op het huidige paneel is geplakt. Aan de randen van het paneel zitten gaatjes en beschadigingen, die erop wijzen dat het in het verleden was ingelijst. Interessant zijn de – niet eerder opgemerkte – resten van vergulding op dezelfde paneelranden, die hier eveneens in verband mee kunnen staan.

Dat een dergelijk werk op papier ook daadwerkelijk bedoeld kon zijn om ingelijst aan de muur te hangen, bewijst de gravure van Galle. Al eerder werd gewezen op de omlijsting van de voorstelling, maar niet alle auteurs waren overtuigd dat deze een echte lijst moest representeren. Door een recentelijk ontdekte complete versie van Galle’s prent, hier voor het eerst afgebeeld, wordt deze twijfel weggenomen. Alle eerder bekende exemplaren blijken in meer of mindere mate afgesneden. Pas bij dit exemplaar, bewaard in het Museum of Western Art in Tokio (ill. 4), is de lijst in volle glorie te zien, met boven en rechts schaduwranden die voor een trompe-l’oeil effect zorgen.13

[caption id="attachment_14746" width="567" align="alignleft"]fig. 1 Philips Galle after Pieter Bruegel The Elder. The Resurrection, c. 1562-1563. Rotterdam, Museum Van Beuningen, inv. no. L 1974/14 (PK)fig. 1 Philips Galle after Pieter Bruegel The Elder. The Resurrection, c. 1562-1563. Rotterdam, Museum Van Beuningen, inv. no. L 1974/14 (PK)[/caption][caption id="attachment_14747" width="583" align="alignleft"]fig. 2 Pieter Bruegel The Elder, The Resurrection under infraredfig. 2 Pieter Bruegel The Elder, The Resurrection under infrared[/caption][caption id="attachment_14748" width="541" align="alignleft"]fig. 3 Hendrick Goltzius. The Resurrection, 1596. Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen, inv. no. BdH 2693 (PK)fig. 3 Hendrick Goltzius. The Resurrection, 1596. Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen, inv. no. BdH 2693 (PK)[/caption][caption id="attachment_14749" width="575" align="alignleft"]fig. 4 Phillips Galle after Pieter Bruegel The Elder. The Resurrection, c. 1562-1563. Tokyo, National Museum of Western Artfig. 4 Phillips Galle after Pieter Bruegel The Elder. The Resurrection, c. 1562-1563. Tokyo, National Museum of Western Art[/caption]

Noten

1 Sporen van groene dekverf zijn te vinden in de boom en de takkenbos linksonder, mogelijk een latere toevoeging.

2 Tolnai 1925, pp. 73-74. Zie ook: De Tolnay 1952, p. 91. Vgl. Cohen 1924.

3 Grossmann 1954, pp. 54-63; Münz 1961, p. 239.

4 Vgl. Mielke 1996, pp. 62-63; M. Sellink in Rotterdam/New York 2001, p. 221.

5 Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, inv. 584.

6 New Hollstein 2006, nr. 5; New Hollstein 2001, nr. 172. Vgl. M. Sellink in Rotterdam/New York 2001, pp. 221-224. Zie ook: T. Riggs in Von Simson/Winner 1979, pp. 172-173.

7 De opname werd in 2003 gemaakt met de ARTIST-camera van de firma Art Innovation (Hengelo). Vgl. Ilsink 2012, met afbeeldingen van enkele andere met deze multispectrale camera vervaardigde opnamen (ultraviolet-reflectie, infrarood en ‘false colour infrarood’).

8 Vgl. voor het volgende: Van der Coelen 2006, pp. 161-162. Zie voor de iconografie ook: Schrade 1932, pp. 332-335; F. Anzelewsky in Berlin 1975, p. 75; Ilsink 2012, pp. 18-20.

9 Goltzius: B. 38. Vgl. Van der Coelen 2006, nr. 90. Schongauer: B. 20. Dürer: B. 45. Schneemann 1986, pp. 31-33, relateert Bruegels compositie aan een houtsnede van Heinrich Vogtherr de Jonge van rond 1540, met linksachter eveneens een opkomende zon en met de groep vrouwen onderweg naar het graf.

10 Grossmann 1954, p. 62. Dat de tekening in eigen kring bleef, achtte Grossmann (1954, p. 59) bewezen door een geschilderde kopie van de hand van Pieter Brueghel de Jonge (voorheen in Bazel). Vgl. Ertz 1988/2000, pp. 439-440, voor een ander aan Brueghel de Jonge toegeschreven schilderij, eveneens gemaakt op basis van de tekening.

11 Grossmann 1955, p. 192. Vgl. Marijnissen 1988, p. 170 en Sellink 2007, pp. 182-183, die het paneel als negentiende-eeuws beschouwden.

12 Prof. dr. Peter Klein, Report on the dendrochronological analysis of the panel ‘Resurrection’ (Breughel, P. the Elder), Hamburg, 27 juli 2007 (laatste kernhoutring uit 1581, 4 spinthoutringen).

13 De volledige omlijsting wordt niet beschreven onder New Hollstein 2006, nr. 5. Met dank aan Christopher Mendez, Londen, die het complete exemplaar in 2007 in bezit had en aan het museum van Tokio verkocht.

Toon onderzoek Nederlandse tekeningen uit de vijftiende en zestiende eeuw
Toon catalogustekst Verberg catalogustekst

Alles over de maker

Pieter Bruegel (I)

Brueghel circa 1526/1530 - Brussel 1569

Pieter Bruegel werd omstreeks 1525 geboren, waarschijnlijk in of bij Breda. Vanaf 1551 werkte hij in Antwerpen, destijds één van de de belangrijkste steden...

Bekijk het volledige profiel