Auteur: Albert Elen (2012-11-27)
Jacob Grimmer (signerend als Grimer) wordt in 1539 vermeld als leerling bij het Antwerpse St Lucasgilde, waar hij acht jaar later als volwaardig lid werd ingeschreven. Hij is in de leer geweest bij drie locale kunstenaars, waaronder Matthijs Cock, die een bedreven schilder en tekenaar van landschappen was. Terwijl veel andere kunstenaars rond 1585 de stad ontvluchtten tengevolge van de Spaanse Inquisitie, bleef de gereformeerde Grimmer in Antwerpen en heeft daar kennelijk ongehinderd door kunnen werken. Hij is een leeftijdgenoot van Pieter Bruegel. Grimmer was een vermaard landschapschilder en wordt als zodanig geroemd door de bekendste kunstenaarsbiografen van zijn tijd, Vasari (c. 1550/1568), Guicciardini 1567) en Van Mander (1604/1618). De laatste noemt hem een ‘uytnemende Landschap-schilder’, daaraan toevoegend dat “Hy dede veel ghesichten van Landtschappen nae t’leven / ontrent Antwerpen en elder / en is soo uytnemende gheweest in Landtschap / dat ick te som deelen geen beter en weet / soo levendigh en aerdigh was hy in zijn Lochten / de schoonheyt der selver in’t leven waernemende / en voorts in alle dinghen seer eyghentlijck het leven volgende / t’zy in huysen / verre Landtschap / oft voorgronden / en was seer veerdigh in zijn werck.”1 Grimmer was ook ontwerper de van een klein aantal prentreeksen, waaronder een van twaalf landschappen in de omgeving van Antwerpen, gegraveerd door Adriaan Collaert en uitgegeven door Claes Jansz Visscher.2 Hij is de vader van Abel Grimmer (1570-1618), die in eveneens landschapschilder was.Noten
1 Van Mander 1618, folio 256v (ed. Miedema 1994, vol. 1, pp. 284-285).
2 Franz 1969, pp. 180-183, ills. 347-358.
